U zocht voorbeeldzinnen met daarin "evenzogoed"
Resultaten 1 - 4 van 4
- evenzogoed: Wij hadden ok evenzogoed gisteraovend bie mekare kommen kunt (Klazienaveen)
- evenzogoed: Het is al half april, maor evenzogoed is het nog gloepens kold (Hijken)
- evenzogoed: Hij har al zoveul, mor evenzogoed mus e der nog wat bijhebben (Sleen)
- kif II: Zij harren wel ies kift mit mekaar, mar evenzogoed gunk hij der weer hen (Koekange)