U zocht voorbeeldzinnen met daarin "feesten"
Resultaten 1 - 8 van 8
- feesten: Mit de Uffelters, daor kuj goed mit feesten: die lust wel een burreltien (Broekhuizen)
- feesten: Wij hebt tegenwoordig nogal ies wat te feesten, de iene is 40 en de aander 50 jaor etrouwd (Koekange)
- feesten: Dat volk komp vast wel, die mugt zo geern feesten (Balloo)
- feesten: Wie binnen aan het feesten west
- knitterpapier: Roosies met feesten muuk ij van knitterpepier (Sleen)
- koekslaon: Op feesten en boouldaogen wur der an kooukhouwen daon; met 'n biel met 'n scharnier mus in zo min me (Eext)
- oetzicht: Wij hebt nog dreei feesten in het oetzicht (Balloo)
- veurdragen: Op brulften en feesten kun hij mooi veurdragen (Havelte)