U zocht voorbeeldzinnen met daarin "fetsoenlijk"
Resultaten 1 - 5 van 5
- fetsoenlijk: Men möt aaid fetsoenlijk blieven (Odoorn)
- gibbegabben: Laow non is opholen te gibbegabben, laow ies een fetsoenlijk liedtien gaon zingen (Sleen)
- grol: Dat bint allemaole van die grollen, kuj gien fetsoenlijk varsie zingen? (Zuidwolde)
- hanekop: Wat een hanekop van een wief, der komp gien fetsoenlijk woord oet (Emmen)
- smakken: Lig niet zo te smakken. Eet ies fetsoenlijk (Nieuw Dordrecht)