U zocht voorbeeldzinnen met daarin "fienig"
Resultaten 1 - 5 van 5
- fienig: Een fienig wiefien (Havelte)
- fienig: Dat kalf is fienig van botten (Dwingelo)
- fienig: Een fienig prugeltie
- fienig: Het is een beetien fienig
- regeren: Een fienig kereltien, mar hij kon de peerde regeren as de zwaorste kerel (Havelte)