U zocht voorbeeldzinnen met daarin "fiet"
Resultaten 1 - 5 van 5
- fiet: Hij haf fiet an de vinger (Nieuw Schoonebeek)
- fiet: Ik heb een lillijke zere vinger, as het mar gien fiet wordt (Coevorden)
- fiet: Die kou het fiet aan de poot (Emmer Compascuum)
- fiet: Hij perbeerde hom een fiet of te zein
- kuken: Mien zuster het 18 week fiet aan de vinger had, veurdat kuken der oet kwam (Eexterveen)