U zocht voorbeeldzinnen met daarin "fietsrad"
Resultaten 1 - 4 van 4
- anschroeven: Het fietsrad moet ik nog even anschroeven (Rolde)
- fietsrad: Het fietsrad is krom, de spieken zit lös (Zweelo)
- flop II: In het fietsrad zat wel ies de flop in (Erica)
- slingern: Het fietsrad slingert wat