U zocht voorbeeldzinnen met daarin "fladdern"
Resultaten 1 - 4 van 4
- fladdern: Klein jong zit in de tobbe te fladdern (Drouwen)
- fladdern: Blief toch boven dat aanrecht te fladdern (Hijken)
- fladdern: Zie leupen de hele dag in het veld te fladdern (Roswinkel)
- floddern: fladdern