U zocht voorbeeldzinnen met daarin "flep"
Resultaten 1 - 7 van 7
- flep I: De flep van de pet (Een)
- flep I: De flep van de fietstas weide omhoog (Balloo)
- flep I: Hij hef een flep bij de broek an hangen (Mantinge)
- flep I: Ik kan die flep wel dichtnèeien, dat gapt ok niet (Drouwen)
- flep I: Doe die flep van het zwienhok even dicht (Oosterhesselen)
- flep II: In de zun hangt die bloemen zo flep (Padhuis)
- kiep II: De flep van de kip