U zocht voorbeeldzinnen met daarin "floep"
Resultaten 1 - 12 van 12
- floep I: Het goed was in een floep dreug (Sleen)
- floep I: Het was mar iene floep, ...gloep en doe was het gebeurd (De Wijk)
- floep I: In een floep was alles weg (Buinen)
- floep I: Met de auto is het mor een floep (Peize)
- floep I: Nou, de floep, heur (Kerkenveld)
- floep I: Floep, door is weer een bigge (Barger Oosterveld)
- floep I: *Floep, Annegie, al weer een big
- flop II: de floep in de zende (Hollandscheveld)
- flop II: Ik heb de floep in de cirkelzage (Hoogeveen)
- flop II: Krieg de floep (Smilde)
- kietel: Nou, de floep heur, de kietel!
- poep I: poep en een floep (Gieten)