U zocht voorbeeldzinnen met daarin "foegeln"
Resultaten 1 - 5 van 5
- foefeln: foegeln
- foegeln: Wat deej bij mien knikkers te foegeln (Sleen)
- foegeln: Hie hef net zo lang an het foegeln west, dat e der veurdiel van hadde (Exlo)
- foegeln: Dat komt niet klaor, hij zit er mor met te foegeln (Emmer Erfscheidenveen)
- fokseln: foegeln