U zocht voorbeeldzinnen met daarin "foek"
Resultaten 1 - 8 van 8
- foek I: De oorzaak is dat de foek der in zit (Exlo)
- foek I: Het is een malle foek (Oosterhesselen)
- foek I: Daor zit zo'n malle foek in de boks (Zwinderen)
- foek II: Wat of hum scheelt, hie is de heeil aovend al wat foek (Eext)
- foek II: Hie was aordig foek, toen ik hum de wacht anzeg haar (Gasselte)
- foek II: Hai is foek op de centen (Emmer Compascuum)
- foek II: Op dat waark is hai slim foek (Emmer Compascuum)
- moethond: Der zaten een paor mooie moethonden in de foek (Een)