U zocht voorbeeldzinnen met daarin "fok"
Resultaten 1 - 5 van 5
- fok I: Hij zette de fok op (Roderwolde)
- fok I: Hie hef zuk der gien fok van antrökken (Hooghalen)
- fok I: Hie verdreide zuk gien fok, toen ze hum vertelden dat zien auto stolen was
- fok II: Det is eigen fok en det is ankoop (Ruinen)
- fok II: Ik hebbe die hondties allend mar veur de fok (Zuidwolde)