U zocht voorbeeldzinnen met daarin "fos"
Resultaten 1 - 16 van 16
- fos: Hie pakte der zo een fos oet
- fos: Ik har zuk kolde voeten, ik heb mij een fos stro in de klompen daon (Borger)
- fos: Het kan niet weer klaor, het is één fos (Oosterhesselen)
- fos: Die kerel hef het papiergeld zo in een fos in de buus, net as wij een buusdoouk (Anderen)
- fos: Ik had de hoekgarf legd en de fos der oettrukken, en toen goed vastzet (Emmen)
- fos: Hie baargt zien zundagse good nooit op, hie gooit het zo in een fos op de grond (Balloo)
- fos: Een heile fos bloumen
- fos: Alles komp in de fos
- fos: Hij hef alles an 'n fos
- fos: Hij het de auto an fos reden
- fos: in een fos jacht (Borger)
- fos: De hiele zaak luup goed in de fos (Padhuis)
- foshak: fos(sel)kont
- fotse: fos
- rol: fos (Odoorn)
- tosse: fos