U zocht voorbeeldzinnen met daarin "foshakken"
Resultaten 1 - 3 van 3
- foshak: Die peerd hef foshakken, die koop ik mor niet (Drouwen)
- foshakken: IJ moet niet zo zitten te foshakken, ij moet opschieten (Zweelo)
- foshakken: Die kan het wark niet daon kriegen, hie is weer an het foshakken (Balloo)