U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gammel"
Resultaten 1 - 17 van 17
- anbindsel: Het anbiensel van de schure wordt gammel (Pesse)
- gammel: Gao maor niet in die stoel zitten, want die is aordig gammel (Borger)
- gammel: Het mannegien kan dat zwaore wark ja nooit volholden, het is ja zo'n gammel kereltien (Coevorden)
- gammel: Ik bin zo gammel in de hoed (Elim)
- gammel: Ik heb een gammel gevuul in de maag (Hooghalen)
- gammel: Ik veule mij aordig gammel, toch za'k preberen dat te doen veurdat ik naor bedde gao (Meppel)
- gammel: Ik word zo gammel as een krèei (Sleen)
- gammel: He, ik kan niet met het wark oet de voten vandage, het veul mij zo gammel in de pokkel! (Hijken)
- gammel: Aj veul thee drinkt, kun je wel gammel van worden (Rolde)
- gammel: Die kik der gammel uut
- gammel: Daor bin ik gammel van daj dat daon hebt, daor had ik joe niet veur ankeken (Erica)
- gammel: Van het jurkmaken bin ik gammel van (Hoogeveen)
- gammel: Dat gezeur woj gammel van (Stuifzand)
- seupel: (...) hoe gammel en seupel, dat ik en ij wassen, doe we daor bij naacht over dat veld kwammen
- taandkellen: Want van dat tandenkellen, daor woj zo gammel van
- vermikkien: Dat gammel vermikkien stiet op instorten (Westdorp)
- wachten: En maor wachten en ummehangen, daor zoj gammel van worden (Hoogeveen)