U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gauwigheid"
Resultaten 1 - 11 van 11
- Engels II: Een rits wör wel ies een Engelse gauwigheid enuumd (Wapserveen)
- gauwigheid: in de gauwigheid
- gauwigheid: Ik mus dat in de gauwigheid doen, en daorum is het niet zo goed wörden (Padhuis)
- gauwigheid: Ze pakten èven goed an en waren der in de gauwigheid mit klaor (Hoogeveen)
- gauwigheid: Hie wol gien boks met 'n gauwigheid
- gauwte: gauwigheid
- handigheid: Alles is een handigheid en vlooien vangen een gauwigheid (Barger Oosterveld)
- sabeln: Zie hebt de rogge in de gauwigheid der ofsabeld (Oosterhesselen)
- stuk I: Ik heb in de gauwigheid nog een stukkie eten (Borger)
- vastzetten: Ik heb het in de gauwigheid maar mit een paar steken vast ezet (Meppel)
- vlo: Alles is een handigheid en vlooien vangen een gauwigheid (Barger Oosterveld)