U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gebakkien"
Resultaten 1 - 5 van 5
- gebak: gebakkien
- gebakkien: Er is tegenwoordig niet veul veur neudig of der wordt een gebakkien bijhaald (Weerdinge)
- gebakkien: Wie zul heur det gebakkien bezörgd hebben
- gebakkien: Ze harren op de stoepe escheten, een vies gebakkien (Ruinerwold)
- gebakkien: Det jonk is miest wel zindelijk, mar zo nou en dan kriej nog ies een gebakkien in de broek; dan wach (Koekange)