U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gebeuren"
Resultaten 1 - 20 van 49
- apperdepo II: IJ zegt dat het zo mot gebeuren, mor apperepo, dat bin ik niet met je eens (Anderen)
- beraoming: Der mus wat an het hoes gebeuren en wij wolden geern eerst een beraoming hebben van de kosten (Buinen)
- bijliggen: Het lag mij bij dat het gebeuren zul (Zweelo)
- bliksemofleider: Der kun heur niet veul gebeuren, zij hadden een bliksemofleider op het huus (Klazienaveen)
- dan: Aw det klaor hebt, wat mut er dan gebeuren? (Koekange)
- daodzake: Eer det het tut een daodzake komp, mut er nog al wat gebeuren (Ruinen)
- donders: Waorum mut dat nou altied mit zo'n donders geweld gebeuren (Coevorden)
- duvekater: Dat zal niet gebeuren, um de duvekater niet (Meppel)
- eer II: Der mot hielwat gebeuren, eer hij daor weer hengiet (Balloo)
- gaspel: As het er wat spande, wol het nog wel ies gebeuren dat de gaspe van de broek knapte (Wapserveen)
- gauw: As het nog gebeuren zal, dan mut het wel gauw wèzen (Hoogeveen)
- gebeuren I: Het was een maal gebeuren in de buurt (Roswinkel)
- gebeuren II: Er moet nog heil wat an het hoes gebeuren, veur het klaor is (Roderwolde)
- gebeuren II: Zowat zal mij niet gebeuren
- gebeuren II: Het kan nich anders, het mot gebeuren (Barger Oosterveld)
- gebeuren II: Daor stiet nog veule te gebeuren (Hoogeveen)
- gebeuren II: Der mut hiel wat gebeuren, veur hij uut zien doen komp (Ruinerwold)
- haal II: Het har hael an de klinke, d.i. der mus nog hiel wat gebeuren, eer het resultaat har (Wapserveen)
- half I: As het half kan, dan zal het gebeuren
- half I: *As het half kan, möt het hiel gebeuren