U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gemartel"
Resultaten 1 - 4 van 4
- gemartel: Dat kun ik haost niet klaorkriegen, dat was mij 'n gemartel (Klazienaveen)
- gemartel: Wat een gemartel, waorum gaoj niet
- gemartel: Met veul gemartel kwamen ze weer op de kaant
- potstal: Een potstal oetmesten was een gemartel (Padhuis)