U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gesnak"
Resultaten 1 - 3 van 3
- gesnak: Dat gesnak van die kerel daor kuj misselijk van worden (Borger)
- gesnak: Wat een gepoch en gesnak en een gewèei met de arms (Buinen)
- gesnak: Dat gesnak wil ik mij niet langer an argern, ik gao vort (Drouwen)