U zocht voorbeeldzinnen met daarin "geuten"
Resultaten 1 - 9 van 9
- geut: De geuten waren de stalen balken, woorin de persmesjiene en de locomobiel stunden (Barger Compascuum)
- geut: De geuten langs het huus
- geut: Ik heb het laand op geuten maokt
- geuten: Wai willen vandoag hen te geuten (Roderwolde)
- gutsendussel: Wij gebruken de gutsendussel om geuten te maoken (Een)
- liestwark: Het liestwaark um de geuten van het huus (Dwingelo)
- ofvoer: Er zat blad in de ofvoer; de geuten bint overlopen (Borger)
- overspulen II: Het regende zo hard, de geuten spuulden over (Buinen)
- perkplant: Wij geuten altied veul water bij de perkplanten in het begun (Erica)