U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gil"
Resultaten 1 - 4 van 4
- agil': Wij hebt gistern gil gien stoet kregen (Schoonebeek)
- gil I: Hij gaf een gil, het gung je deur marg en bien (Emmen)
- reken II: Ie kunt op mij reken. Aj mij nöddig hebt, dan geef maor een gil (Beilen)
- witte: IJ zet mij niks anders veur as die gladde waterige roege witten; daor he'k gil gien stip bij neudig (Sleen)