U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gissing"
Resultaten 1 - 5 van 5
- gissing: Ik denk dat daor vieftig man bunt, maor het is maor een gissing (Barger Oosterveld)
- gissing: Ik had een gissing daon en ik har het bijnao raon (Beilen)
- gissing: Op papier har e alles mooi regeld, mor het leup toch maal oet 'n gissing (Eext)
- gissing: Hie har wel een gissing hoou of het gaon was, mor hie wol toch geern meer weten eer e der op of gung (Eext)
- gissing: Ik heb der wel een gissing van, maar zeker weten doe ik het niet (Hollandscheveld)