U zocht voorbeeldzinnen met daarin "glaans"
Resultaten 1 - 6 van 6
- bluien: As waoter bluit, dan lig er een gruine glaans over
- dóf II: is zo dof, ik kan er gien glaans op kriegen (Meppel)
- glaans: Op dat kabinet lig een mooie, diepe glaans (Padhuis)
- glaans: Ze hebben een mooie glaans op de deuren (Erica)
- glaans: Daor is de glaans ok of
- glaans: Veur heur trouwen was het zo'n net maagien en nou zit er gien glaans of heerlijkheid meer op (Ruinerwold)