U zocht voorbeeldzinnen met daarin "glip"
Resultaten 1 - 7 van 7
- glidder I: glip
- glip: Het is je hier al zo glip glap/Al onder miene voeten!/Al onder die, al onder dao/Al onder die, mooi
- glip: Glip, glap, glad,
- glip: Glip, glap, glaander/ Van de iene bil op de aander/Eerst is het wiek en dan is het stief/En dan komt
- glöp I: As een kou nich drachtig worden wol, sneden ze hum wal een glip in het oor, as e net bie de bolle we (Barger Compascuum)
- inspinner: De lossnieder snee de garve nao, en de inspinner kreeg een beste glip over de haand (Barger Compascuum)
- lössnieder: De lossnieder snee de garve nao en de inspinner kreeg een beste glip over de haand (Barger Compascuum)