U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gloeperd"
Resultaten 1 - 7 van 7
- gloeperd: Dei kun je nich vertrouwen, dat is zo'n gloeperd (Barger Oosterveld)
- gloeperd: Die hond dat is ok een gloeperd! (Sleen)
- gloeperd: Dat is wel zu'n gloeperd van een kerel, daor woj ja bang van (Eext)
- gloeperd: Die hef de gloeperd verneukt mit een kolde eerappel
- gloeperd: Een dikke gloeperd (Klazienaveen)
- gloeperd: Ik heb hum iene veur de gloeperd geven (Klazienaveen)
- knopendreier: Een knopendreier is een gloeperd, een stiekemerd (Fluitenberg)