U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gniefelig"
Resultaten 1 - 4 van 4
- gniefelig: Hie gnees zo gniefelig (Sleen)
- gniefelig: Gniefelig lachen
- gniefelig: Ik vin dat niet mooi van je, ij hebt dat mar gniefelig daon (Oosterhesselen)
- gniefelig: Hij is een beetie gniefelig, hol hum in de gaeten (Dwingelo)