U zocht voorbeeldzinnen met daarin "goenend"
Resultaten 1 - 7 van 7
- goenend: Dat bint goenend, daor kuj niet op wachten (Hooghalen)
- goenend: Goenend waren vrij en goende mussen warken (Klazienaveen)
- goenend: Der bint goenend, die... (Dwingelo)
- kraomen: IJ moet alles der mor zo niet oetkraomen, der bint ok goenend die het overbrengt (Eext)
- melkrik: De melkrikke (...) goenend, die leiden er de pispot ok op (Hollandscheveld)
- spienster: As der vrogger worens spiensters waren, dan stunden der vast wel goenend op de luster (Borger)
- stekken I: As ij blooumen stekken gaot, wil ik er ok wel goenend van hebben (Eext)