U zocht voorbeeldzinnen met daarin "goochem"
Resultaten 1 - 7 van 7
- goochem: Die bint mekaar te goochem of (Borger)
- goochem: Dat is echt goochem van hum (Barger Oosterveld)
- goochem: Goochem is hij die oe van de stool proot en die der zöls op giet zitten (Ruinerwold)
- goochem: Dat is niet bar goochem van hum dat e de biggen zo goedkoop verkoft hef (Sleen)
- goochem: Hij is zo goochem as een jeude (Hoogeveen)
- goochem: Het was een goochem van een kerel (Roswinkel)
- goochem: Jammer dat hai ain naom het, anders zol hai Gijsie Goochem haiten (Valthermond)