U zocht voorbeeldzinnen met daarin "goor"
Resultaten 1 - 6 van 6
- goor: Hij kik goor oet (Barger Oosterveld)
- goor: De lucht die liekt zo goor, wie kunt zo wel regen kriegen (Klazienaveen)
- goor: Die vrouw hef het wasgoed zo goor, ij kiekt er zo goor in (Sleen)
- goor: Dat spek is ja zo goor, daor is niks meer an, ik lust het niet meer (Eext)
- grauw III: goor en grauw (Erica)
- onzuun: Det meinse kik er zo onzuun en goor uut, het is net of ze heur nooit wast (Koekange)