U zocht voorbeeldzinnen met daarin "grienderd"
Resultaten 1 - 4 van 4
- ankommen II: Dat is zo'n grienderd, die jankt al veurdat je hum ankomt (Borger)
- grienderd: Ik bin bliede dat het mienend niet is, wat ja een grienderd van een kind (Eext)
- grienderd: Een grienderd is een zunige miegerd (Eexterveen)
- reerderig: Een grienderd is een kind dat reerderig is (Norg)