U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gul"
Resultaten 1 - 11 van 11
- gerief: Oeze buurvrouw is zo gul, die gef heur eigen gerief nog weg (Hijken)
- gul: De buurvrouw is gul met snoep veur de kleintjes (Norg)
- gul: Dat was een gul meinse, die kun wel wat missen (Hollandscheveld)
- gul: De koffie bekomp mij niet zo best, het valt mij zo gul in de hoed
- gul: De wind is gul, trek mar een dikke jas an (Zweelo)
- gul: Wat is met die dreugte de grond toch gul (Eexterveen)
- gul: De koenen namen het voor gul op (Zuidwolde)
- gul: Je moot niet zo gul drinken (Gasselte)
- gul: Dat biest is an de wind, het zal wal te gul vreten hebben (Sleen)
- gul: Dat spek lus ik neit, dat is mie te gul (Emmer Erfscheidenveen)
- spilzucht: Ze vraten te gul. Dan sneden ze ze in het oor dat er bloed uut kwam (Klazienaveen)