U zocht voorbeeldzinnen met daarin "gulzig"
Resultaten 1 - 6 van 6
- gulzig: Eet toch niet zo gulzig, ie huuft niet hen heuien (Fluitenberg)
- gulzig: De hond vrat gulzig (Roderwolde)
- gulzig: As het regent, nemp e het water gulzig op
- sloeken: Hij was zo gulzig, hij kun er niet tegen sloeken (Roswinkel)
- stikken I: Aj te gulzig eten, kuj er wel in stikken (Westervelde)
- versloeken: Drink toch niet zo gulzig, stond versloek ij je (Gasselte)