U zocht voorbeeldzinnen met daarin "haak"
Resultaten 1 - 11 van 11
- baggelhaak: Een baggerhake was een haak, woor ie de baggerschotten mit lostrokken (Barger Oosterveld)
- goldpepier: haak
- haak: Ik heb de haak van de broek (Mantinge)
- haak: Ik bin de haak kwiet (Sleen)
- haorbaand: Een haorbaand gung under het haor deur en wuur sleuten met haak en oog (Sleen)
- kegel: haak
- paniek: Jong, zaai niet zo'n paniek, zien moe zet je wel een haak an de boks (Eexterveen)
- plun II: Bij het rumen haj vaak van die dikke plunnen an de haak
- polkamus: De polkamus is een groffe wollen mus met een strook tot op de scholder en met haak en oge dicht unde (Stieltjeskanaal)
- rong: IJ moet even een haak um de rong doen, dan kan de ledder niet verschoeven (Sleen)
- ruumhaak: haak (Weerdinge)