U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hach"
Resultaten 1 - 5 van 5
- hach I: Hij heurt er gien hach of gewag van
- hach I: Hij hef gien hach of gewag van hum laoten heuren (Dwingelo)
- hach I: Hij gef gien hach of gewag
- hach I: Daor mut je gain hach of gewag van maoken
- hacht: Die hach neem ik op mij, ik zal het zaekien onderholden (Wapse)