U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hakken"
Resultaten 1 - 20 van 87
- as II: ...trök hij de hakken in de wal
- dolkop: hie stiet daolijk op de achtste hakken (Oosterhesselen)
- dwarrelsnei: Het hef neit zo veul om de hakken, wat dwarrelsnei (Vries)
- gaanzevet: Moej die zien lopen, die hef vaste gaanzevet an de hakken
- grupkloete: Wie meut de grupkloeten nog over de akker hakken (Barger Compascuum)
- haan: an de hakken (Dwingelo)
- hak: De hakken doet mij zèer van het lopen (Buinen)
- hak: Hie zit mij op de hakken
- hak: Die stiet vort op de achste hakken
- hak: Hij het blaoren an de hakken
- hak: Hie lop met de hozen op de hakken
- hak: Hie kik de wichter al naor de hakken, maor zie luten hum de hakken zien
- hak: Die mark hef niks um hakken
- hak: Het kleine kiend lèup zien moe de hiele tied achter de hakken (Ruinerwold)
- hak: Aj Sunterklaos vangen wilt, dan moej botter an de hakken smeren
- hak: Achter de hakken kakken
- hak: Ik heb hum de hakken zeein laoten
- hak: De olders hadden de hakken nog nich licht of de jong stun al veur de deure (Barger Compascuum)
- hak: Doou het er op an kwam, trök e de hakken op (Eext)
- hak: de hakken veur het gat (Emmen)