U zocht voorbeeldzinnen met daarin "halfgebakken"
Resultaten 1 - 10 van 10
- halfgebakken: Dat was halfgebakken stoet (Sleen)
- halfgebakken: Most goud wark maken en nich zo halfgebakken as de veurige keer (Barger Compascuum)
- halfgebakken: Begun mor wèer opnei, dit is halfgebakken wark (Hijken)
- halfgebakken: Hij kwam der zo halfgebakken mit veur de dag
- halfgebakken: Het is een halfgebakken boer (Sleen)
- halfgebakken: Den kan ok niks, dat is zu'n halfgebakken! (Padhuis)
- halfgebakken: Ik bin wat halfgebakken vandage, ik heb de griep onder de leden (Ruinerwold)
- halfgebakken: Het was zo'n halfgebakken kereltien (Roswinkel)
- krukhak: Dat is 'n mooi halfgebakken span dat hij daor veur de wagen hef, wat ja 'n paar krukhakken (Barger Compascuum)
- prutser(d): Een prutserd mak vaak halfgebakken wark (Weerdinge)