U zocht voorbeeldzinnen met daarin "halsholt"
Resultaten 1 - 5 van 5
- halsholt: Een halsholt gebroekten ze bie twei peerden. Die zat veur an de disselboom. Dan kunnen de peerden ni (Barger Oosterveld)
- halsholt: De pèerden stunden veur de wagen, de boom in het halsholt (Hijken)
- halsholt: Pas op dat de pèerde niet met het bien over het halsholt komt bij het vreten (Sleen)
- halsholt: Umdat de beide kalver aldeur oet het land breuken, koppelde de boer ze met een halsholt an mekaar (Zwinderen)
- halsholtlèer: halsholt