U zocht voorbeeldzinnen met daarin "handigheid"
Resultaten 1 - 8 van 8
- handigheid: Ie meut er wat handigheid in hebben, anders wil het nich (Barger Compascuum)
- handigheid: Het is mar een handigheid, dan hef e dat klaor (Klazienaveen)
- handigheid: Dat is mor even een handigheid um dat te nèeien (Sleen)
- handigheid: Hij had het in een handigheid veur mekaor (Roswinkel)
- handigheid: Alles is een handigheid en vlooien vangen een gauwigheid (Barger Oosterveld)
- handigheid: Vlooien vangen is een handigheid en in de broek scheiten is vaak een benauwdigheid (Klazienaveen)
- villen I: Een knien villen is veur hum maor een handigheid (Een)
- vlo: Alles is een handigheid en vlooien vangen een gauwigheid (Barger Oosterveld)