U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hannesen"
Resultaten 1 - 5 van 5
- hannesen: Wat zit je daor toch te hannesen met het eten koken? (Balloo)
- hannesen: Hej het nog niet klaor? Wat zit ie toch te hannesen (Broekhuizen)
- hannesen: Hie zat er raor met um te hannesen (Anloo)
- hannesen: Wat mus ik der tegen hannesen om klaor te kommen (Norg)
- hannesen: Hie mag geern hannesen (Sleen)