U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hard"
Resultaten 1 - 20 van 182
- achteroetgaon: De zieke giet hard achteroet (Mantinge)
- achteroetgaon: Het giet net zo hard achteroet as veuroet
- allenduvel: Die vent leup alleduvels hard (Barger Compascuum)
- ankrummeln: Het geet niet zo hard mèer, mor wij krummelt staorig wat an (Hijken)
- armvaoder: De armvaoder was hard
- bakstien: De grond is zo hard as een bakstien (Wapserveen)
- balkerd: As een jong hard zung, dan zeden ze wal: wat een balkerd (Zwiggelte)
- bam I: Bam is een soort bente, een hard soort gras (Emmen)
- bamsen: Zij bamst ok zo hard mit de deure (Hollandscheveld)
- banjern II: Hie schommelt zo hard, dat hie banjert er haost oet (Emmen)
- banne II: Het heui kort hard op, der zit mar een klein bannegien meer (De Wijk)
- bargof: Mit de wind in de rugge en dan bargof, dat gait hard (Barger Oosterveld)
- bats IV: Hij kwam der hard anlopen en strukelde en bats, daor lag hij laankuut (Wapserveen)
- bienwark: Een merrie met hard bienwark
- bikkel: Ik geleuve niet dat hij der kapot van is, hij is zo hard as een bikkel (Noordscheschut)
- bit I: Dat peerd is hard in de bek, die mot een zwaorder bit an hebben (Drouwen)
- blauwemaandagziekte: Blauwemaandagziekte kregen de pèerden, as ze in de weke hard warken mussen en dan 's zundags hetzel (Hollandscheveld)
- blauwgres: Blauwgrös is een hard soort grös, dat niet geschikt is veur knienevoer (Hollandscheveld)
- bobbel: Het regende zo hard dat de bobbels op het water stunden (Padhuis)
- boekslagen: Hij had zo hard elopen, hij boekslaagde het uut (Hoogeveen)