U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hardlopen"
Resultaten 1 - 9 van 9
- draven: Wel een ander wil laoten draven, mot zulf hardlopen (Barger Oosterveld)
- gompie: Gompie nog an toe, wat kon die vent hardlopen (Meppel)
- hardlopen: As ik mit dou mit hardlopen, krieg ik last van ziedsteken (Barger Oosterveld)
- hardlopen: Der is vanmiddag nog hardlopen op de iesbaan (Sleen)
- hardlopen: Hij wint nogaal is een pries met hardlopen (Roderwolde)
- rieder: Bij het hardlopen gaven zuk een boel bekende rieders op (Norg)
- trekgat: Vanmiddag is er hardlopen op de scheuvels op het trekgat (Ruinerwold)
- varfduus: De eerste pries bij het hardlopen op scheuvels was een varfduus (Sleen)
- veurgeven: Hij wol tegen mie hardlopen, do heb ik hum eerst een èende veurgeven (Barger Oosterveld)