U zocht voorbeeldzinnen met daarin "harsens"
Resultaten 1 - 20 van 40
- ankommen II: Koomt mij ies an, aj duurt, ik houwe oe mit de klompe veur oen harsens (Ruinerwold)
- begiftigen: Hij is met een goed stel harsens begiftigd (Zwiggelte)
- beproten: As ze hum niet bepraot hadden, har hij hum vast de harsens inhouwen (Eexterveen)
- dodkop: Een dodkop schaop hef een blaosie an de harsens (Zuidlaren)
- haor I: Woor harsens zit, wil gien hoor gruien (Barger Oosterveld)
- harsenpanne: In het zeeikenhoes hebt ze hum de harsenpan licht en stollen blooud vorthaold bij de harsens (Eext)
- harsens: Daor hef hij de harsens veur
- harsens: Hij hef een good stel harsens
- harsens: Die is niet zunder harsens (Diever)
- harsens: Gebruukt oen harsens
- harsens: Aj met het woordenboek an bint, moej de harsens der goed bijhebben (Oosterhesselen)
- harsens: Hie hef al niet veul harsens en non gebruukt hie ze ok nog niet (Borger)
- harsens: Hoe kreg e het in de harsens um dat te doen
- harsens: Dat zal e wal oet zien harsens laoten
- harsens: Die stommeling hef zaagsel in de kop zitten in plaatse van harsens (Coevorden)
- harsens: Mien harsens bint zo lek as een zeve
- harsens: Hij hef een goed stel harsens, maor hij is te lui um ze te gebruken (Ruinerwold)
- harsens: Hie hef de harsens in de kont zitten (Eext)
- harsens: Hij luip op de harsens tegen de muur an (Westervelde)
- harsens: Ik heb hum een klap op de harsens geven