U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hebben"
Uw zoekopdracht leverde meer dan 500 resultaten op, specificeer uw zoekopdracht.
Resultaten 1 - 20 van 500
- aap: De aop in de mouw hebben
- aart: Der gien aart in hebben
- aartsvader: Dat is een aartsvader, dei kan wal bie Noë in de arke zeten hebben (Barger Compascuum)
- ach: Ach, wat zal ik zeggen. Kanst wal geliek hebben (Barger Oosterveld)
- acht I: Daor moej acht vèur hebben (Westerbork)
- achteran: Hej genog eten had, aans muj nog wal een brukkie achteran hebben (Beilen)
- achteran: Hij wol die kaste hebben, hij hef der wat achter an lopen (Beilen)
- achterdeel I: Aj een grote dèle hadden, dan kun ie een veurdèle en een achterdèle hebben (Hollandscheveld)
- achtergrond: Aj het tegen die aachtergrond bekiekt, kuj wel geliek hebben (Broekhuizen)
- achtergrond: Dat die vent altied zo drinkt mot toch een achtergrond hebben (Hijken)
- achterhandse: Hij kan veul hebben, maar as het hum te barre wordt, kan hij oe een gemene achterhandse verkopen (Noordscheschut)
- achterien: Zij hebben jaoren achteriene armoede eleden (Meppel)
- achtern II: Je kunt beter de wind van aachtern hebben
- achternao: Achternao bekeken mus ik het neet edaon hebben (Wapse)
- achteroet II: Bij goeie tied möt er wat geld achteroet um armslag te hebben veur een mindere tied (Stieltjeskanaal)
- achteroetgang: Op dit stuk laand moe'k een aachteruutgaank hebben (Diever)
- achteroetzetten: Ze hebben hom achteruutzet
- achtervort: Der achterweg jong! Woj een flik van het peerd hebben? (Smilde)
- adammen: Aj der wat van terechte hebben wilt, muj adammen (Ruinen)
- affère: Die affère wil ik niks met te maken hebben, daor zit een luchien an (Oosterhesselen)