U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hechten"
Resultaten 1 - 7 van 7
- geleuf: Ie mut maar neet te veule geleuf hechten an zien prooties (Ruinerwold)
- hecht: Die krooie zit gien goeie hechten an (Barger Oosterveld)
- hechten I: Ik moet de draod nog even hechten (Roderwolde)
- hechten I: Een klimroze geet uut humzölf nooit hechten (Diever)
- hechten I: Het wil niet goed hechten mit mekaar (Klazienaveen)
- hechten I: Die zere plek wil niet hechten, misschien zit er nog wat voeligheid in (Broekhuizen)
- hechten I: Dei pleisters wilt nich hechten (Barger Oosterveld)