U zocht voorbeeldzinnen met daarin "heks"
Resultaten 1 - 9 van 9
- heks: Heks in de botter is: as de melk in de karn niet bottern wil (Geesbrug)
- heks: Zie hef een heks in de kaarn (Noordscheschut)
- heks: Der zit een heks in de pot
- heks: As het spek zo knapt bij het braon, zegt ze: der zit een heks in de pan (Sleen)
- heks: Zij hebt de heks in het gaoren
- heks: De heks in de rogge
- heks: Dat is zo'n heks van een wicht, der is gien aordigheid an (Dalen)
- heksenbessem: De heksenbessem worde gebruukt deur de heks; die vlaog er mit deur de locht (Koekange)
- vleer: As de vleer bluide, zat de heks in de karnton