U zocht voorbeeldzinnen met daarin "helderweg"
Resultaten 1 - 10 van 10
- helderweg: Hie is helderweg groter as ik (Zweelo)
- helderweg: Dat is helderweg de mooiste (Padhuis)
- helderweg: Hij kan der helderweg wat mit doen (Dwingelo)
- helderweg: Hie hef der lang wark met, mor helderweg komp e der klaor met (Sleen)
- helderweg: Hoe zu'n borrel woj hebben? Doe mor helderweg (Eext)
- helderweg: Hij drinkt de jenever helderweg (Roderwolde)
- inlopen: Die schimmel lop helderweg op hum in (Hoogeveen)
- oog: Mien ogen wordt helderweg minder (Broekhuizen)
- siepeln: Helderweg regen dut het nog niet, mor het begunt al te siepeln (Ruinerwold)
- toom: Zij hebt helderweg een toom jongen