U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hemmel"
Resultaten 1 - 20 van 20
- angreep: Hemmel dat even op, het is mor een angreep (Drouwen)
- doesien: As een vrouwe niet arg hemmel is, dan is het een smerig doesien (De Wijk)
- hemmel I: Wat hej de zaak der hemmel bij liggen (Sleen)
- hemmel I: Daor is het in en um hoes aaid even hemmel (Stieltjeskanaal)
- hemmel I: Het glas water is lange niet hemmel
- hemmel I: Een boekumslag is wel zo hemmel
- hemmel I: Het is hemmel weer (Diever)
- hemmel I: Wat is dat een hemmel wiefie
- hemmel I: Het was mor een hemmel kereltie, mar staark dat ie was! (Diever)
- hemmel I: Het is mar een hemmel biesien (Wapserveen)
- hemmel I: Het was man een hemmel ding (Roswinkel)
- hemmel I: op de hemmel
- hemmel I: op 'n hemmel
- hemmel I: an de hemmel
- hemmel I: 't Jongvolk was aordig hemmel veur de aolde veldwachter
- kedoes I: Vrogger was het zo'n hemmel vrouwgien, maar mit die grote huusholding is het een kedoes eworden (Ruinerwold)
- nemmel: op de hemmel (Hoogeveen)
- niks: Het is daor niks meer as hemmel
- ofhemmeln: Hemmel je even of, ij zit under het kaf (Sleen)
- tegel: Tegeldies an de kaant liekt toch aaid hemmel en schoon (Beilen)