U zocht voorbeeldzinnen met daarin "hengst"
Resultaten 1 - 11 van 11
- akkederen: Der kwammen mèenschen met een pèerd bij de hengst en dan wollen ze akkederen
- beklimmen: Een hengst beklimt de mere (Schoonebeek)
- berien: Die hengst hef dat peerd bereen (Rolde)
- bespringen: De hengst bespringt het peerd (Gieten)
- hengst: Za'k oe ies een hengst an de kop geven (Elim)
- hingst: Mien va zeg: Aj met 't peerd naor de hengst gaot, muuj zörgen daj 's mörgens de twiede bint, dan w (Padhuis)
- hingst: Dat is een hengst van een kerel (Emmer Erfscheidenveen)
- hingsten: Oes peerd hengst ok weer, dat is al de daarde keer (Padhuis)
- hingsten: Hij hengst der op lös, ...der maor wat op lös
- hingstsnieder: hengstesnieder is ene, die de hengst castreert (Hollandscheveld)
- springen: Den hengst wil wal springen, maar dekken doet e niet (Zwinderen)