U zocht voorbeeldzinnen met daarin "herinnern"
Resultaten 1 - 9 van 9
- herinnern: Moe je mij der even an herinnern helpen dat ik dat niet vergete (Klazienaveen)
- herinnern: Ik kan mai neit herinnern dat wai zo'n winter had hebben (Peize)
- herinnern: Hij kun het zich nog best herinnern (Roswinkel)
- herinnern: Het olde kuj je beter herinnern as het neie (Smilde)
- schief III: Ik kan mij niet herinnern da'k ooit een schief woord tegen hum ezegd hebbe
- schoeldag: Wat kan ik mij nog best mien eerste schoeldag herinnern (Emmen)
- titel: Ik kan mij de titel van het stuk zo niet meer herinnern (Zweelo)
- ventiel: Hij kun zich der niks van herinnern, woor e dat vetuul opbargd har (Hijken)
- vlekziekte: Bie ons binnen vrouger wel zwienen doodgaon deur vlekzaikte. Ik ken mie herinnern dat ze de zwienen (Valthermond)